Akkoord met Leo, maar te weinig plaats voor commentaar hierboven.

Door de viscositeit van vloeistoffen is het debiet door een leiding niet gewoon lineair evenredig met de doormeter van de leiding (afhankelijk van de stand van de klep). Wanneer de leiding smaller wordt, moet in verhouding een veel groter drukverschil worden aangelegd om eenzelfde debiet door te pompen. Het wordt zelfs nog ingewikkelder, omdat vloeistofstromingen zich turbulent gedragen, er ontstaan namelijk "kolken" en stromingspatronen die niet wenselijk zijn (zie ook Reynoldsgetal). Er moet dus een optimale stroming gevonden worden door middel van de afstelling van de klepopening. Een laminaire stroming is ideaal (geen turbulenties), maar meestal is dit debiet te laag voor industriële toepassingen. Over een bepaald bereik van druk en debiet bestaat toch een min of meer lineaire karakteristiek.

De klepkarakteristiek is het verband tussen de stand van de klep en het debiet.

(referenties hieronder)

"De klepkarakteristiek geeft het grafisch verband weer voor het doorgelaten debiet in % in functie van de klepheffing in %. "

"De regelklep heeft inherent een lineaire karakteristiek. Dat betekent dat bij een constante drukval over de klep de toename van de flow rechtevenredig is met de klepopening x (x=0 klep dicht, x=1 klep open): indien in een grafiek de flow wordt uitgezet tegen de klepopening x, dan zien we dus een rechte lijn. "

--------------------------------------------------
Note added at 21 hrs (2006-04-27 08:59:52 GMT)
--------------------------------------------------

In de laatste referentie komt men een idealisatie tegen van de werkelijkheid (het is een stuk uit een curus...). In de praktijk is dit slechts geldig over een bepaald bereik van druk, debiet en viscositeit. Wanneer de combinatie van deze waarden extremer wordt, krijg je turbulenties en gaat het lineaire verband niet meer op.